‘Dames en heren, Lijn 16 voor ons is stuk en staat stil. Wij kunnen er niet langs en staan daarom ook stil. Even wachten dus’, roept de trambestuurder om via de intercom,’ als u de tram wilt verlaten dan kan dat bij mij via de voorste deur’.
‘Wilt u daar een kopje koffie bij?’, vraagt een grijze man op de voorste bank.
‘Dat zou nu wel lekker zijn’, zegt de bestuurder terwijl hij kijkt naar een vrouw die naar voren loopt.
‘Mijn kleinkinderen wachten op mij’, zegt ze,’ hoe lang gaat dit duren?’
‘Ze zijn niet zo geduldig’, zegt de bestuurder met een scheef lachje op zijn gezicht.
‘Nee, zo zijn ze niet opgevoed’, zegt de mevrouw die er niet om kan lachen, ’daarom moet ik er echt zo snel mogelijk zijn. Kan ik op een andere manier op het Haarlemmermeerstation komen?’
‘Ja hoor, dan loopt u even een halte terug en neemt u daar de bus.’
De mevrouw verlaat de tram en de trambestuurder houdt een Metro in zijn handen.
‘Iemand benieuwd naar wat er verder in de wereld gebeurt?, vraagt hij joviaal terwijl hij met de krant naar de passagiers zwaait.
‘Staat er toevallig in wanneer deze tram door rijdt?’ zegt een jonge man met een oude herenhoed op de derde rij.
‘Nou, dat is een goede vraag, ik zal meteen kijken voor u’. De passagiers kijken wat in het rond en praten wat met elkaar. Ze komen tot de conclusie dat eigenlijk niemand echt haast heeft en het best koud is buiten en ze lekker warm in de tram zitten.
‘Ik ben op pagina drie maar nog niets gevonden over onze tram hoor,’ zegt de trambestuurder, ‘schijnbaar is het niet zo belangrijk’.
Er klinkt wat gemor en gerommel op de radio van de tram. De trambestuurder heeft zijn krant al weggelegd en zegt, ‘Nou, das fraai. Ik geef het door’.
Over de intercom spreekt de trambestuurder ons nu weer toe.
‘Dames en heren, het was geen ongeluk en ook is de tram voor ons niet stuk. Het bleek om een lastige passagier te gaan. De pliesie is gearriveerd bij de tram en zal deze meneer meenemen. We zullen zo gaan rijden. Wil hier nog even aan toevoegen dat ik erg blij ben met jullie als passagiers, geen rellen enzo’.
Het is heel even stil in de tram.
‘Ja, tot nu toe’, zegt de jonge man met de hoed. Waar de man op de voorste bank aan toevoegt.
‘Breng ons niet op ideeën’.