Kamperen


Alle spullen hebben we nog. Lekker lange slaapzakken, extra fleecedekens voor als het koud is, een keuze aan luchtbedden en zelfopblaasbare matjes van twijfelachtige dikte, nog steeds werkend gastoestel en alle bijbehorende spullen voor het koken. En een tent. Een tunneltent. Laaiend enthousiast waren we toen we deze kochten. Een tent zonder stokken en genoeg ruimte om languit te liggen. Daarvoor leenden we tent nummer twee van mijn ouders. Zo’n lekker ouderwetse van katoen met een grote stok in het midden waar ik steeds, vooral ’s nachts, tegenaan liep bij voorkeur met mijn voorhoofd. Of, bij een kortdurende verblijf, een koepeltent. Extra ruim want voor drie personen geschikt. Zelfs ik lag klem en met de voeten tegen de rits. Bij nat weer geheid een natte slaapzak. Van onderen naar boven. Nee, dan de tunneltent. Met een voortentje ook nog. Ok, je moet er erin kruipen maar geen natte slaapzak meer. Wat heerlijk.
Al jaren gaan we niet meer kamperen. We huren een huisje of zitten in een hotel. Lekker makkelijk. Komend weekend moeten we er weer aan geloven. Hele weekend op een festival met camping. Jezelf blootgeven aan de elementen met niets anders dan een dun zeiltje tussen jou en de weergoden. Heb ik nog tijd om een grotere tent te kopen?