Hij was altijd al erg pietepeuterig geweest.
Hij vond een klok uit, waarvan de wijzers zorgvuldig de tijd bij elkaar harkten, zodat er niets van verloren ging.
Hij keek regelmatig op de klok, om rampen en misverstanden te voorkomen. Overal kwam hij precies op tijd.
Hij vroeg hoe laat het was en of zijn vrienden dat zeker wisten. Op den duur sloeg de twijfel toe en ging hij liever niet meer van huis. Mensen gingen hem missen en vroegen waarom hij er niet was. De klok was veilig.
Zijn vrienden raakte hij kwijt maar dat was niet erg.
Hij had de tijd.