Handige ouders

Het brandt wel vaker, dat lampje. Dat komt omdat ik de auto niet zo vaak gebruik. Zo staat deze nu alweer drie weken werkloos voor de deur. Maar vandaag moeten er veel boodschappen gekocht worden en is er werk aan de winkel voor de voiture. Het lampje is van de accu. Het ziet eruit zoals ik een accu zou tekenen vandaar dat ik dat weet. Meestal gaat het uit als ik de straat uit rij maar nu niet. Het blijft branden. Ik wil niet zeggen dat ik hier paniekerig van wordt maar rustig is anders. Vriend is naar zijn werk, mijn broer ook aan de arbeid en de handige buurman die zo goed auto’s kan opknappen is op dit moment nergens te bekennen. En het lampje blijft maar branden. Dan stuur ik de auto wel naar mijn ouders. Die zijn van de praktische en weten vast raad. Na de rotonde geef ik extra gas en ben nog nooit zo snel naar de vijftig kilometer per uur gegaan. Helaas kan dit maar op een kleine afstand en na de, snel naderende, volgende rotonde rij ik de straat van mijn ouders in. Het lampje geeft nog steeds een mankement met de accu aan. Ik zie dat mijn ouders niet thuis zijn want hun auto staat er niet. Daarbij brand er in hun huis geen enkel lampje. Na een, ik mag wel zeggen, perfect staaltje straatjekeren bedenk ik mij dat ik niet de enige ben die boodschappen moet doen en ik rij langs het donkere huis van mijn ouders. Op dat moment gaat het acculampje uit.

Tante Riet is me er eentje


Tante Riet woont in een boerderij. Zo’n oud Fries model. Heel vroeger, toen we nog klein waren, gingen we door de deel naar binnen. Langs de stal waar de koeien ons vrolijk begroetten met geloei. Vervolgens gingen we, langs de melkbussen in de melkkamer, naar het woongedeelte voor de mensen. Daar zat tante Riet. Het rook er naar oude tapijten, verse koffie en een zoet weeïg lucht. Dat kwam door de Vapona strips die aan het plafond hingen. Er zaten zoveel vliegen aan dat er geen plak meer over was. Er vloog altijd nog een aantal vliegen rond waar geen plek voor was.
Tegenwoordig gaan we via de voordeur op visite bij tante Riet. De koeien zijn al lang geleden verkocht toen oom Jan ons verliet naar de eeuwige landerijen in de lucht, zoals tante Riet dat zegt.
Neef woont nog op de boerderij. Neef Jan jr. is bijzonder. Hij bleef op de boerderij maar nam de zaken niet over. Volgens tante is hij vooral bijzonder in het feit dat hij liever bij zijn moeder woont dan zelf een vrouw zoekt.
Tante doet nog zelf haar boodschappen. Ze maakt netjes een lijstje en tuft dan met haar oude citroen Diane naar het dorp. Laatst toen ik bij haar logeerde vroeg ze of ik nog wat nodig had. Ik voelde mij een beetje ongemakkelijk maar moest het toch vragen.
‘Ja, uh, ik heb tampons nodig, heeft u die?’ Tante lacht er smakelijk om.
‘Nee, lieverd, die heb ik al jaren niet nodig. Maar ik ga zo naar de winkel, ik haal wel een doosje voor je.’
Als ze thuis komt drinken we een kopje thee. Met net gekochte koekjes, want tante is ook bij de bakker langs geweest. Neef Jan jr. komt ook thee drinken en ziet het doosje tampons staan dat tante op de buffetkast heeft gezet.
‘Wat is dat, moeder?’ vraagt Jan, ‘dat doosje ken ik niet’. Tante kijkt snel naar mij, dan weer naar Jan en zegt,
‘Oh, dat zijn van die vliegenstrips. Ander doosje, maar je weet het wel.’

Lampion


‘Wat vind je van mijn lampion?’, zegt Marit, de jongste dochter van mijn vriendin. Ik kijk in haar afwachtende gezichtje.
‘Ik vind jouw lampion heel mooi. Lijkt wel een olifant’.
‘Op school heb ik een lampion gemaakt, maar die is mislukt. Het ging wel goed maar met het verven ging het fout en nu is hij lelijk. Fleur heeft een veel mooiere gemaakt, maar die is wel heel anders dan de mijne’.
Mijn gedachten dwalen af naar de tijd dat ik met mijn lampion en mandje langs de deuren ging. 
Thijmen heeft een andere lampion dan ik. Mijn broertje zit twee klassen lager en elke juf heeft een andere lampion verzonnen. Ik vind mijn lampion mooier maar zeg tegen hem dat die van hem de allermooiste is die ik ooit heb gezien. Daarna gaan we naar buiten. Bij elke open voordeur zingt Thijmen zo hard als hij kan. We halen veel snoep op. Als we thuis zijn verdelen we het snoep en bergen het op in een koektrommel. Daar kunnen we wel even mee voort. Wel drie hele weken, roept Thijmen met een mond vol kruidnoten. 
Als ik thuis ben haal ik mijn lampion uit de kast. Het is een uitvouwbare in de vorm van een kikker. Al jaren gebruik ik dezelfde om aan de deur te hangen op de avond van Sint Maarten. Want anders ziet niemand dat ik meedoe en dan blijf ik zitten met al dat snoep. Nadat ik de kerstlichtjes er voorzichtig in heb gepropt, bedenk ik mij dat het jammer is voor Marit en de jongen die Thijmen vroeger was.
Mijn lampion is de mooiste.